
Paul te Braak (1960, Amsterdam)
Als portretschilder blijven mensengezichten en lichaamstaal mij boeien. Een portret vertelt een verhaal. Elke blik van een persoon, jong of oud, spreekt. Hoe wij omgaan met uitdrukkingen en emoties die we zien in iemands gezicht of lichaamshouding is psychologisch bepaald. We lachen er om, schrikken er van, worden er misschien stil van. Ze roepen herinneringen op aan bijvoorbeeld ouders, diepe liefde voor (klein)kinderen of grote genegenheid voor een partner. Een goed portret is een tijdloos sieraad, iets om trots op te zijn en blij mee te blijven. Mijn werk wil de herkenning uitspreken van iemands relatie met de geportretteerde. Het portret moet je wat doen. Het kan onderdeel gaan uitmaken van je dagelijks leven, misschien kan je je verhaal er aan kwijt. Het wil jouw sieraad zijn.
Ik heb jaren muziek- en pianolessen gehad, maar daarnaast was ik altijd bezig met beeld. Als kind tekende ik veel, en op de lagere school noemden ze mij al ‘de tekenaar’. Ik herinner me nog mijn grote tekening van een lijntoestel, het hing boven de lange rij kinderkapstokjes in de lagere school.
Mijn vader was tekenaar, mijn opa schilderde en ook mijn dochter schildert, het zit dus wel in de familie. Toch was ik nooit beroepsmatig bezig met ‘beeldwerk’. Ik werd meubelmaker. Door de crisis hield mijn meubelmaker bestaan op. Op mijn 53-ste ging ik dus nadenken over mijn talenten en wat ik diep in mijn hart zelf zou willen. In de loop van de jaren deed ik hier en daar nog wel eens een ‘potlood portretje’, maar van echt werk maken van beeld, kleur, samenstelling, tekenen, schilderen, kwam het nooit, tot begin 2014. De laatste jaren raakte ik al wel steeds meer gefascineerd door kleuren. Vroeger maakte ik alleen potlood tekeningen, nu dus een heel nieuwe richting. Dat houdt in veel kijken en uitproberen, maar vooral: gewoon beginnen.



